woensdag 17 april 2013

verandering


Tranen pletsen op mijn toetsenbord. Zojuist bracht ik Meis en Boas naar een nieuwe opvang. Dit om onze lieve gastouder iets te ontlasten en het logistiek allemaal werkbaar te houden. Mijn hart staat in de hens als ik zie hoe Meis verloren in de grote ruimte staat. Onbekend en zoekend. Boas zit al op schoot bij een leidster, zij noemt Meis consequent Mies, Boas steekt stralend zijn vingers in haar neus. Ik doe mijn maniertje; maak praatjes met andere norse ouders, lach hard om stomme grapjes, kijk vol medelijden naar andere kindjes die ook zijn ‘weggebracht’, babbel nog wat en ondertussen fluister ik Meis in haar oor dat ik haar direct kom ophalen als zij dat wil. Het allerliefst zou ik ze gewoon weer op de fiets mee naar huis nemen, maar ik moet hier volwassen mee omgaan. Mijn kinderen kunnen dit. Zij zijn niet de tere zieltjes die ik denk dat ze zijn. Dat ik vervolgens mijn tranen moet inslikken tot de tuindeur, hou ik even geheim.

Terwijl we ernaartoe fietsten vanochtend vertelde J welke gedachten zich in zijn hoofd afspeelden, ‘als er dit gebeurt, dan neem ik ze direct weer mee, als er dat gebeurt, dan breng ik ze er nooit meer heen’. Ik was blij dat ik niet de enige gek was. 

Wij zijn wat verwend door onze gastouder, lieve Else. Lieve Else van wie het leven ontwricht raaktte, vijf maanden geleden. Vijf maanden, pas en al. En voor het eerst ben ik boos op de hele situatie. Wil ik dat alles weer was zoals het was, maar dan voor mijzelf. Wil ik dat Meis in de warme armen van Else is op woensdagochtend, met haar liedjes zingt op de fiets en Boas zich wentelt in haar liefdevolle aandacht. Gezien wordt. En niet dat deze ruimte en liefde wordt opgeslokt door het monster van rauwe rouw.

Tja. En zo is het niet.

En terwijl ik zo mijn tranen zit te plengen voel ik me ietwat belachelijk. Ik eet nog eens een koekje en denk aan hoe Else vorm geeft aan haar verlies. Aan haar leven wat volkomen veranderd is, diep ongewenst. En als ik iets leer van haar is het wel om dicht bij jezelf te blijven. Te doen wat voor jou als zuiver voelt. Met een ongekende vracht aan kracht. 



taboe


De tijd waarin J en ik elkaar, hormonaal ingegeven, kwijt waren is al lang en breed voorbij. Godzijdank. Mijzelf kwijt ben ik sinds Meis geboren werd en toen ik tot mijn grote opluchting las dat ik me daar ook niet meer druk over hoefde te maken omdat ‘zelf’ niks is in het boeddhisme, heb ik dat ook maar losgelaten. Thich Nhat San, kunt u mij noemen. Ik leg de lat graag hoog.

Ik ben op zoek. Best dringend. Naar rust, ruimte en groei. Ik ben mijzelf (ja toch) voorbij gegalloppeerd, al maanden geleden. In een waas van willen en doorgaan, zorgen en perfect doen is er iets mis gegaan. Want dat zelf vergeten, vind ik voor ongeoefenden zoals ik soms een zeer ingewikkeld proces. Ik wil dat alles goed gaat. Alles. Te vaak vind ik mijzelf achteraf terug, me volkomen verward afvragen waarom ik het dit keer toch zo moest doen? Zo overdreven uitgebreid? Mijn verkrampte schouders manisch grijzend naar beneden duwend. Ook maakt het dat ik dingen waar ik van geniet, niet meer doe. Omdat ze niet door de Medusa-achtige jury in mijn hoofd komen. Zoals verhaaltjes plaatsen, hier. Het is niet goed genoeg, het moet beter of is op zijn minst al honderd keer beter gedaan door duizend anderen.

Mensen om mij heen vinden mij streng en perfectionistisch en zelfs de arbo arts die mij twee weken geleden belde zei na een gesprek van nog geen kwartier ‘jaa, dat jaar nauwelijks slapen heeft er heus ook aan meegewerkt, maar je perfectionisme heeft je de das om gedaan’. Jankend zat ik in bed, opbiechtend dat ik al maanden mijn eigen naam moet opzoeken op een post it, ’s nachts niet kan slapen van de hartkloppingen en paniekaanvallen iets zijn waar ik van in paniek raak. Of ze tips had. Die had ze wel. Ik moest per direct alles loslaten wat met werk te maken had. Ik zweer je dat mijn hart in dat moment vijf slagen heeft overgeslagen. Ik voelde me bovenal zo ontzettend voor lul staan. Schoorvoetend stuurde ik erna hier en daar een grappig mailtje, beantwoordde ik nog een vraag, draaide er omheen en deed bovenal moeilijk. Ik schaam me, nog steeds, rot.

Ik weet dat er mensen zijn die vinden dat ik me aanstel en daar trek ik me dus vanalles van aan. Ik heb het gevoel dat ik veel mensen dupeer, ook narcisme blijkt mij niet vreemd. Zou Thich Nhat San nooit zo beleven, maarja, daar ben ik nog niet he? Sinds een aantal weken mediteer ik, verdiep me stapsgewijs in het boeddhisme en probeer ik geen zes maar heel zen, twee dingen tegelijk te doen. En toch, te laat. Ik wilde door, ik wilde het ik-heb-controle-en-dus-stort-ik-af-en-toe-wat-in-patroon waar ik al jaren en jaren steeds opnieuw in verstrikt kom te zitten, doorbreken. Met dit keer als methodiek ‘niks meer ergens van vinden en gewoon, op ramkoers, door gaan’.

Nou, dat kan ik dus niet. En dat voelt als zwak. ‘Nee joh, he get, wat ben je hard voor jezelf, moet je niet doen hoor’. Maar wees eerlijk, als je ziet dat de topman van Akzo Nobel na zes weken burnout stralend, vooruit nogal verkrampt maar toch, aangeeft weer heeeelemaaal terug te zijn, moet ik daar toch op zijn minst een voorbeeld aan nemen? En ik vind mijn werk leuk, sterker nog, ik heb daar meer ruimte om even te gaan zitten of alleen naar de wc te gaan dan thuis. En dat vind ik zo’n dag of drie in de week eigenlijk best fijn. En terwijl ik dat schrijf voel ik direct het schuldgevoel vanuit mijn maag omhoog kruipen. Ik. Ben. Een. Slechte. Moeder. Ik wil tijd voor mijzelf en ik vind dat ondankbaar. Tegelijkertijd ben ik bang dat ik Meis en Boas beschadig door deze gedachtenstromen. Het gaat tenslotte om voorleven. En wat voor voorbeeld ben je als je niet tevreden bent met wie je bent? Dat vind ik a. Dom en b. Gestoord.

Ik vind een boel, kom ik achter. En dat zijn niet de gezelligste bevindingen. Ik kan al maanden niet opnoemen waar ik goed in ben. Niet eens wat ik aardig doe. En ik weet dat zo denken niet werkt en dus forceer ik hier en daar een kwaliteit. Waar ik geen ruk van geloof. En ondertussen bekijk ik elke dag prachtige foto’s, fijne oneliners en verhalen van moeders die er allemaal echt van genieten en ook nog werken, vaak nog veel meer dan ik. Ik doe mee aan het creëren van het ideale beeld. En ik vervreem. Van vriendinnen zonder kinderen, met kinderen, collega’s, het maakt geen verschil meer. Ik zit in mijn sneltrein van door moeten en ik kan er niet meer uit, hij gaat te hard. Het wordt gevaarlijk om uit te stappen. Ik zie mijzelf zitten op het dak, als een ware Tom Cruise, maar dan een bange. Wel minstens zo gek. Ik hou me vast en met wapperende wangen schreeuw ik wat onverstaanbare dingen naar de mensen om me heen. Ondertussen doe ik alsof het allemaal normaal is, dit is toch wat werkende moeders doen?

Ik ben dagelijks dankbaar voor de drie liefdes van mijn leven die hier in huis wonen. Zelfs als ze al één zijn en nog steeds minstens zes keer per nacht krijsend wakker worden. Gelukkig maar, want mijn grootste angst is dat het genieten van hen helemaal verdwijnt. Het ontspannen daarentegen ben ik al maanden kwijt. Nooit mijn sterktste kant geweest, maar ik heb mijzelf laten meenemen in de kluwe van gedachten, moeten, falen, doorgaan, mijn best doen, zwak zijn, afgaan en schaamte. En voor de zoveelste keer ontdek ik een taboe, een moeder taboe. Loeders, die moeders. Want zodra ik na maanden mijn mond opendoe, notabene tegen mijn eigen moeder, is het eerste wat zij zegt ‘lieverd, ga dit bespreken met je vriendinnen, want geloof me, dit is allemaal doodnormaal’. En ik durfde niet.

Dus nu zit ik thuis en moet ik loslaten van dokter Sandra. Dat vind ik lastig en dus kreeg ik roodvonk. Een kinderziekte. En hoewel ik niets liever wil dan dat er voor mij gezorgd wordt, het liefst zacht wiegend op een schoot, lukt ook dat mij moeilijk. Want met de eeuwig gebroken nachten wil ik ook dat J overeind blijft en dus probeer ik voor mijzelf te zorgen. Hij maant mij in bed en doet alles tegelijk en terwijl ik trots en blij ben dat ik zo’n man heb, voel ik me ongemakkelijk. Alsof ik hem iets aandoe. Het blijft druk in mijn hoofd. De druk op mijn borst probeer ik te negeren.

Inmiddels staat te auto-reply aan en probeer ik niet te denken aan het meest recente gesprek met de arbo arts waarin zij een termijn aangaf voor wanneer zij mij weer volledig zag werken. Ik schrok me het lazerus en bedacht onmiddellijk een plan. Ik hou van plannen, post it’s en lijstjes. Je kunt niet alles loslaten.  

Ik ga dit doen, ik ga er dwars doorheen. Niet op de perfecte manier, want dit proces blijkt allesbehalve charmant. Ik ben van de trein gesprongen en zit wat verdwaasd in het gras, met een gat in mijn kop maar zeer vastberaden.