Allemaal harstikke leuk dat soft enzo, maar nu komt het.
Ik moet weer gaan werken. Nouja werken. Één dag per week. Totaan de
zomervakantie. Komt toch al gauw neer op zo’n vier dagen werken.
Niet te overzien voor mij op dit moment.
Ik zie daar zelfs een beetje tegenop, begrijp je? Het is
namenlijk nogal wat he, werken. Had mij dit een half jaar geleden gezegd en ik
had je keihard uitgelachen. Ik vind mijn werk namenlijk leuk. Vond. Vind. Nee
echt, vind.
Man.
Dus ik ga werken. Met pubers. Op mijn werk. Ehm.
Hoe moet dat ookalweer, pubers? Ik leef in een wereld van schapenvachtjes en
muziekdoosjes. Van lekkere broodjes en kopjes koffie, terwijl ik kijk naar een
meisje met krullen in een zandbak. Of naar een jongetje zonder haar in een
wiegje. Willekeurig even fijn.
Ik ben er een beetje zenuwachtig van. Ik droom over
losgeslagen klassen waar ik krijsend met opgeheven middelvingers voor sta.
Piepend word ik wakker. Kan ik het nog wel? Of bevind ik me inmiddels in
niemandsland tussen moeder zijn van twee kleine kinderen en docent zijn van
best al wel wat grote kinderen? Ik raak ervan in de war.
En dus verplicht ik mijzelf tot denken aan de momenten
van mijn werk waarop ik dacht ‘ik wil dit en niets anders’. Het door
twaalfjarigen zelf georganiseerde afscheidsfeest toen ik met verlof ging om
Meis te krijgen, de veel te slimme vragen tijdens de periodeles waardoor ik me
ronduit achterlijk voel en de dag erna, uitgezocht en wel, toch echt een stukje
slimmer. De oprechte walging van kinderen als ze ontdekten dat ze van mij
vormtekenen gingen krijgen en uiteindelijk zeiden ‘ik vond het cool juf’. Het stoere
maar verregende jongetje wat brak toen hij te laat de klas in kwam omdat hij
echt niet tegen regen kon en ik hem moest afdrogen als een klein hondje.
Stiekem meesnikkend. De stralende pubers bij hun diploma
uitreiking die ik, toen ze 14 waren, mee heb gehad op kamp in de Ardennen. Het
boekje met lieve teksten van kinderen toen ik plotseling vervroegd met verlof
moest om Boas te gaan krijgen. Het meisje wat me per ongeluk ‘mam’ noemde in de
les toen ik nog geen moeder was.
Oja.
Ik wil toch wel.