zondag 13 mei 2012

soft deel twee


Allemaal harstikke leuk dat soft enzo, maar nu komt het. Ik moet weer gaan werken. Nouja werken. Één dag per week. Totaan de zomervakantie. Komt toch al gauw neer op zo’n vier dagen werken.

Niet te overzien voor mij op dit moment.

Ik zie daar zelfs een beetje tegenop, begrijp je? Het is namenlijk nogal wat he, werken. Had mij dit een half jaar geleden gezegd en ik had je keihard uitgelachen. Ik vind mijn werk namenlijk leuk. Vond. Vind. Nee echt, vind.

Man.

Dus ik ga werken. Met pubers. Op mijn werk. Ehm. Hoe moet dat ookalweer, pubers? Ik leef in een wereld van schapenvachtjes en muziekdoosjes. Van lekkere broodjes en kopjes koffie, terwijl ik kijk naar een meisje met krullen in een zandbak. Of naar een jongetje zonder haar in een wiegje. Willekeurig even fijn.

Ik ben er een beetje zenuwachtig van. Ik droom over losgeslagen klassen waar ik krijsend met opgeheven middelvingers voor sta. Piepend word ik wakker. Kan ik het nog wel? Of bevind ik me inmiddels in niemandsland tussen moeder zijn van twee kleine kinderen en docent zijn van best al wel wat grote kinderen? Ik raak ervan in de war.

En dus verplicht ik mijzelf tot denken aan de momenten van mijn werk waarop ik dacht ‘ik wil dit en niets anders’. Het door twaalfjarigen zelf georganiseerde afscheidsfeest toen ik met verlof ging om Meis te krijgen, de veel te slimme vragen tijdens de periodeles waardoor ik me ronduit achterlijk voel en de dag erna, uitgezocht en wel, toch echt een stukje slimmer. De oprechte walging van kinderen als ze ontdekten dat ze van mij vormtekenen gingen krijgen en uiteindelijk zeiden ‘ik vond het cool juf’. Het stoere maar verregende jongetje wat brak toen hij te laat de klas in kwam omdat hij echt niet tegen regen kon en ik hem moest afdrogen als een klein hondje. Stiekem meesnikkend. De stralende pubers bij hun diploma uitreiking die ik, toen ze 14 waren, mee heb gehad op kamp in de Ardennen. Het boekje met lieve teksten van kinderen toen ik plotseling vervroegd met verlof moest om Boas te gaan krijgen. Het meisje wat me per ongeluk ‘mam’ noemde in de les toen ik nog geen moeder was.

Oja.

Ik wil toch wel. 



woensdag 9 mei 2012

soft


Meis is soft. En ik vind haar lief. Bij vrienden speelt ze graag met hun drie zoontjes en hoewel ze met takjes in haar neus en haar weer binnen komt rennen, is ze ook met hen soft. En zij met haar.

Sinds ik moeder ben, ben ik zo mogelijk nog onzekerder over sommige dingen. Bijvoorbeeld over of Meis té soft is. En of we daar nou wel of niet mee aan de slag moeten. Maarja, ik ben haar moeder en zie haar natuurlijk door een roze bril. Want ze bijt ook heus wel eens van haar af. Soms. Een keertje. Vaak niet.

Ze troost Boas als ik naar haar idee niet snel genoeg ben en kust maar wat graag de vooruitgestoken kussentjes-lipjes van vriendje D. Sinds kort heeft ze een fietsje in de tuin. Daar is ze zo blij mee dat ze het er in haar slaap nog over heeft. En wanneer dan vriendinnetje Z komt spelen afgelopen maandag, mag die als eerste op haar fietsje. Ik straal. Ik weet het, het kan niet, maar ik ben openlijk lichtgevend trots. Ik vind lief zijn een van de coolste dingen die je kunt zijn.

Zelf ben ik lang niet altijd lief. Laat staan soft. Ik moet vaak hard roepen om allerlei dingen, hard werken want dat is stoer en vooral niet nutteloos rond hangen maar hard gaan. Het leven bepaalt regelmatig voor mij dat ik alsnog gewoon moet gaan zitten of, beter nog, gaan liggen. Om vervolgens dan vaak hard te huilen. Alles hard.

Sinds ruim twee jaar kent mijn leven nog een andere troef: Meis. Ik raas door, zij wandelt binnen, ik ga om. Word ter plekke een grote dweil. Wat nou mindfullness, ik puzzel me volledig zen. Kleur, krijt, plak en adem uit. Ik doe eindeloos en bovenal schaamteloos voor hoe je kunt springen en blijf er bijna in als zij dat plotseling schaterlachend doet. Ik ben volledig opgezogen in het moment. Eckhard Tolle zou trots op me zijn. Sinds drie maanden is daar Boas ook nog eens bij. Zijn trage ritme van drinken, spelen, slapen maakt dat ik zo mogelijk nog meer zen raak. En ik geniet.

En ik ben trots. Bovenal op hen en ook een beetje op mijzelf. Want dat voorbij rennen en hard gaan vind ik eerlijk gezegd geen moer meer aan.

Doe mij maar soft. Op weg naar lief.